Diagnostische toets les A-8: Informatiesystemen

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord, vul bij open vragen het antwoord in.
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Een administratiekantoor verzorgt de administratie van een meubelwinkel.
Voor het administratiekantoor is het verzorgen van de administratie een …..(1)…..
en voor de meubelwinkel is het (laten) verzorgen van de administratie een …... (2)…...
a) (1) primair proces, (2) primair proces
b) (1) secundair proces, (2) primair proces
c) (1) secundair proces, (2) secundair proces
d) (1) primair proces, (2) secundair proces

 2. Wat is geen primair proces voor een busmaatschappij?
a) het rijden van lijndiensten.
b) het inplannen van chauffeurs op de lijndiensten.
c) het onderhouden en schoonmaken van de bussen.
d) het controleren van kaartjes.

 3. Bewering I:
Het geven van wisselgeld is een systeemfunctie van een sigarettenautomaat.

Bewering II:
Het geven van wisselgeld is feedback van een sigarettenautomaat.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Alleen bewering I is juist
b) Alleen bewering II is juist
c) Beide beweringen zijn juist.
d) Beide beweringen zijn onjuist.

 4. We bekijken een kassasysteem bij de supermarkt. Het scannen van de artikelen vormt de ...(1)... van het systeem.
Het piepje dat je hoort bij het scannen dient als ...(2)... Vervolgens verschijnt als ...(3)... een bedrag op de display van het kassasysteem.
a) (1) invoer, (2) feedback, (3) stuursignaal
b) (1) invoer, (2) stuursignaal, (3) uitvoer
c) (1) invoer, (2) feedback, (3) uitvoer
d) (1) invoer, (2) stuursignaal, (3) feedback

 5. Welk informatiesysteem zal in het magazijn van een speelgoedimporteur worden gebruikt?
a) procesbesturingssysteem
b) kantoorautomatiseringssysteem
c) beslissingsondersteunend systeem
d) rapportagesysteem

 6. Bewering I:
We kunnen een racefiets beschouwen als een systeem.

Bewering II:
Een voorbeeld van een informatiesysteem is een verjaardagkalender.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Alleen bewering I is juist
b) Alleen bewering II is juist
c) Beide beweringen zijn juist.
d) Beide beweringen zijn onjuist.

 7. Bewering I:
Het tekstverwerkingsprogramma 'Word' is een voorbeeld van een operationeel informatiesysteem.

Bewering II:
Een programma dat een overzicht van de salarisgegevens van het personeel maakt is een management informatiesysteem.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Alleen bewering I is juist
b) Alleen bewering II is juist
c) Beide beweringen zijn juist.
d) Beide beweringen zijn onjuist.

 8. Een architect die een ontwerptekening maakt met een CAD programma gebruikt een:
a) kantoorautomatiseringssysteem
b) beslissingsondersteunend systeem
c) presentatiesysteem
d) procesbesturingssysteem

 9. Wat is geen component van het informatiesysteem 'pinautomaat'?
a) pinpas
b) gegevensbestand met rekeningnummers en bijbehorende pincodes
c) de transactiebon
d) degenie die geld pint

 10. Wat is geen functie van het informatiesysteem 'pinautomaat'?
a) invoeren van de pinpas.
b) vragen om de pincode.
c) controleren van de pincode.
d) uitkeren van het gewenste bedrag.



 
© D.P. Lans