Diagnostische toets les B-6: Randapparatuur

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord, vul bij open vragen het antwoord in.
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Wat behoort niet tot de randapparatuur?
a) RAM-geheugen
b) harde schijf
c) beeldscherm
d) USB-stick

 2. Wat is geen invoerapparaat?
a) trackball
b) touchscreen
c) speaker
d) flatbedscanner

 3. Beeldschermen waarvan de beeldpunten bestaan uit transistors en condensators zijn:
a) CRT-schermen
b) LCD-schermen
c) TFT-schermen
d) LED-schermen

 4. Bewering I
De treinkaartjes uit de NS-automaat worden door een matrixprinter afgedrukt.

Bewering II
Een nadeel van laserprinters is dat het duur is om de inktcartridges te vervangen.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Bewering I is juist en bewering II niet.
b) Bewering I is niet juist en bewering II wel.
c) Bewering I en II zijn beide juist.
d) Bewering I en II zijn beide onjuist.

 5. Een bewegingssensor vinden we niet terug bij:
a) het flitsen van hardrijders
b) de alarminstallatie tegen inbraak
c) de verlichting bij de voordeur die aangaat als er iemand voorbij loopt
d) de roltrap in de metrolijn

 6. Voor het afdrukken van grote bouwtekeningen maakt een architectenbureau gebruik van een:
Vul hier het antwoord in (gebruik kleine letters):     

 7. Bij welke printersoort hoof je nooit inkt of toner te vervangen?
a) matrixprinter
b) inkjetprinter
c) laserprinter
d) thermische printer

 8. Een IC-card waarvan het chipgeheugen kan worden gewijzigd het ook wel een:
Vul hier het antwoord in (gebruik kleine letters):     

 9. Voor het registreren van beweging gebruikt een optische muis:
a) een LED sensor
b) een lasersensor
c) een CMOS sensor
d) een LCD sensor

 10. Bewering I
Een DLP-beamer maakt gebruik van duizenden microscopisch kleine spiegeltjes.

Bewering II
De temperatuursensor van een verwarmingsinstallatie registreert dat de temperatuur te laag is.
Er wordt vervolgens spanning op een relais gezet.
De relais geeft vervolgens een signaal af waarmee de verwarmingsinstallatie wordt geactiveerd.
De relais functioneert als actuator.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Bewering I is juist en bewering II niet.
b) Bewering I is niet juist en bewering II wel.
c) Bewering I en II zijn beide juist.
d) Bewering I en II zijn beide onjuist.

 11. Internetgebruikers van ZIGGO maken gebruik van een:
a) belmodem
b) ISDN kaart
c) ADSL modem
d) kabelmodem

 12. Het kastje waarmee je bij ADSL gesprekssignalen en datasignalen scheidt heet een:
Vul hier het antwoord in (gebruik kleine letters):     



 
© D.P. Lans