Diagnostische toets les D-3: Internet

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord, vul bij open vragen het antwoord in.
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Bij datcommunicatie wordt hetHet proces van verzenden en ontvangen volgens het OSI-model verdeeld in lagen. Daarbij hoort niet:
a) de toepassingslaag
b) de transportlaag
c) de netwerklaag
d) de datalaag

 2. Bewering I:
De toepassingslaag zorgt er voor dat de gebruiker het bestand, dat verstuurd moet worden, via de juiste virtuele poort verstuurt.

Bewering II:
De transportlaag zorgt er voor dat het bestand in pakketjes wordt opgedeeld, en dat er een header aan elk pakketje wordt vastgeplakt.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Bewering I is juist en bewering II niet.
b) Bewering I is niet juist en bewering II wel.
c) Bewering I en II zijn beide juist.
d) Bewering I en II zijn beide onjuist.

 3. In de TCP-header komt de bestemmingspoort voor, wat wordt daar mee bedoeld?
a) Het IP-adres van de bestemming, dus waar het bestand naar toe moet.
b) Het MAC-adres van de bestemming, dus waar het bestand naar toe moet.
c) Het nummer van de netwerkpoort, waar het naar toe moet.
d) Het nummer waarmee de applicatie wordt aangegeven, waarmee het bestand geopend moet worden.

 4. In de netwerklaag wordt er weer een header aan het TCP-segment toegevoegd.
Als daarbij het IP-protocol wordt gebruikt dan zit in die header:
a) Het bronadres en het bestemmingsadres.
b) De totale lengte van het TCP-segment met de nieuwe header.
c) Het TTL-byte.
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist.

 5. Welke uitspraak over het TTL-byte is het meest waar?
a) Daaraan is bij aankomst te zien hoeveel routers er gepasseerd zijn.
b) Dat zorgt er voor dat voor dat pakketjes niet eeuwig blijven ronddolen op het Internet.
c) De TTL-byte is een getal dat in het begin 255 is, en dat bij elke router die gepasseerd wordt met 1 verlaagd wordt.
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist

 6. Een protocol uit de toepassingslaag is:
a) TCP
b) FTP
c) IP
d) PPP

 7. Welke van de volgende uitspraken over protocollen is niet waar?
a) TCP is een protocol van de transportlaag.
b) IP is een protocol van de netwerklaag.
c) 802.3 is een protocol van de datalinklaag.
d) PPP is een protocol van de fysieke laag.

 8. Welke methode kun je gebruiken om bits te versturen met behulp van wisselspanning?
a) frequentiemodulatie
b) amplitudemodulatie
c) fasemodulatie
d) alle drie de modulatiemethoden die hierboven zijn genoemd.

 9. Bij welke vorm van breedbandverbinding is full duplex, digitaal datatransport mogelijk?
a) telefoonaansluiting
b) ADSL
c) ISDN
d) kabel

 10. Als je bij een browser het adres www.mijn.ing.nl intypt dan moet de computer het IP-adres weten om die site op te kunnen halen en te laten zien. Dat IP-adres wordt geleverd door een: .... - server.
Vul hier het antwoord in dat op de puntjes moet staan (gebruik hoofdletters):     



 
© D.P. Lans