Diagnostische toets les A-1: Informatie

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord, vul bij open vragen het antwoord in.
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Winkeliers in de “Koopgoot” in Rotterdam proberen een videobewakingssysteem uit dat geregistreerde winkeldieven op basis van gelaatskenmerken herkent en vervolgens winkeliers in de omgeving oproept om assistentie te verlenen in de winkel waar de dief gesignaleerd is.

Waaruit bestaat de invoer van het systeem?
a) Het gegevensbestand met winkeldieven.
b) De winkeldief die een winkel betreedt.
c) De videocamera.
d) Het videobeeld van mensen die de winkel betreden.

 2. We bekijken nog steeds het videobewakingssysteem uit opgave 1.
Welke activiteit hoort niet bij de verwerking van de beeldinformatie?"
a) Het vastleggen van de gelaatskenmerken uit het videobeeld.
b) Het opzoeken of er een winkeldief in het gegevensbestand aanwezig is met dezelfde gelaatskenmerken als die van het vastgelegde beeld.
c) Het vaststellen of de vastgelegde gelaatskenmerken overeenkomen met die van een winkeldief uit het gegevensbestand.
d) Het alarmeren van andere winkeliers in de omgeving.

 3. Bewering I:
Informatica is het vakgebied dat het verschijnsel informatie en alle vormen van informatieverwerking bestudeert.

Bewering II:
ICT betekent: “Informatica en Computertechnologie”

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Alleen bewering I is juist.
b) Alleen bewering II is juist.
c) Beide beweringen zijn juist.
d) Beide beweringen zijn onjuist.

 4. De computers van de ING-bank vallen onder de productiefactor:
a) arbeid
b) kapitaal
c) grondstoffen
d) informatie

 5. Welke productiefactor is het minst belangrijk bij een adviesbureau?
a) arbeid
b) kapitaal
c) grondstoffen
d) informatie

 6. We bekijken een kassasysteem in een supermarkt dat bestaat uit een centrale computer en de werkstations en displays van de kassamedewerkers.

Bewering I:
Het bijhouden van de juiste prijzen in de centrale computer valt onder de informatieverzorging.

Bewering II:
De centrale computer en de werkstations en displays van de kassamedewerkers vallen onder de informatievoorziening.

Welke van de bovenstaande beweringen is juist?
a) Alleen bewering I is juist
b) Alleen bewering II is juist
c) Beide beweringen zijn juist.
d) Beide beweringen zijn onjuist.

 7. Je wilt een vriend(in) laten weten dat er binnenkort een concert is van je favoriete band en stuurt een e-mail.
Wat is de informatiedrager in deze situatie?
a) het concert
b) de e-mail
c) de taal waarin je de e-mail schrijft
d) de internetverbinding waarover de e-mail verzonden wordt

 8. Wat is geen voorbeeld van standaardisatie?
a) de lokaalnummers op school
b) de landenafkorting achter op de auto
c) de streepjescodes op huishudelijke producten
d) de nationale vlaggen

 9. Op de vraag waarom een leerling zijn huiswerk niet gemaakt heeft antwoordt de leerling: “Morgen heb ik mijn huiswerk af !”. De informatie, die de leerling met zijn antwoord geeft, is voor de docent niet:
a) actueel
b) tijdig
c) relevant
d) juist

 10. Bij het noemen van de boodschappen die Joost moet halen bij de supermarkt zegt de moeder van Joost dat hij ook “iets lekkers” moet halen. Als hij met een zak cashewnoten terug komt is zij hevig teleurgesteld.
De informatie van moeder was niet:
a) juist
b) volledig
c) nauwkeurig
d) controleerbaar



 
© D.P. Lans